Begroting 2020

Bestuur en organisatie

Opgave stabiele financiën (CA45, CA47 en CA48)

Gezond en toekomstbestendig
Over het jaar 2018 is voor het eerst een lager resultaat behaald dan begroot. Dit lijkt een trendbreuk te zijn met de jaren daarvoor. De eerste indicatie over het resultaat 2019 laat zien dat deze trend zich voortzet. Met alle ontwikkelingen die op ons afkomen, zullen de kosten de komende jaren verder gaan toenemen.

Het bestuur van Wetterskip Fryslân staat nadrukkelijk voor een toekomstbestendige financiële huishouding. Dit is vertaald naar de volgende principes:
1. Met ingang van boekjaar 2021 is de begroting in evenwicht. Dit betekent dat de opbrengsten gelijk zijn aan de kosten en er geen inzet van de reserves wordt begroot.
2. We houden een reserve aan van € 3 miljoen voor watersysteembeheer en € 2 miljoen voor zuiveringsbeheer.
3. We werken toe naar een beheersbare schuldenpositie, zodat we flexibiliteit houden in de exploitatie.
4. De tarieven volgen in principe de inflatie, tenzij een grotere stijging door bestuurlijke keuzes en een doelmatige uitvoering daarvan noodzakelijk blijkt.

Pakket aan maatregelen
Om het hiervoor beschreven gezonde en toekomstbestendige financiële beleid te realiseren, is een pakket maatregelen samengesteld. In dit pakket zijn de volgende maatregelen opgenomen:
1. Met ingang van 2020 kampen we met een financieel probleem dat niet is op te lossen met besparingen alleen. Voor het begrotingsjaar 2020 moeten we rekening houden met een eenmalige forse tariefstijging voor watersysteembeheer om een sluitende begroting te krijgen en een minimale reserve te houden. Bij de begroting voor 2020 stellen we de benodigde stijging vast. Vanzelfsprekend zullen we er alles aan doen dit zo laag als verantwoord te houden.
2. De ontwikkeling van de belastingtarieven is met ingang van 2021 gelijk aan de inflatie, tenzij dit door extra (wettelijke) opgaven niet mogelijk is. Bij nieuwe investeringen melden we altijd het effect op de tarieven.
3. We werken in 2019 langs de volgende lijn een maatregelenpakket uit om verdere tariefstijging te voorkomen:
a. Kritische afweging van taken en ambities (€ 2 miljoen).
b. Aangekondigde nieuwe ruimtevragers dienen deels (€ 4 miljoen) uit bestaande budgetten gefinancierd te worden.
c. Investeringen temporiseren met 10 procent (effect op de exploitatie loopt op tot circa € 8,5 miljoen over 25 jaar).
d. In overeenstemming met de voorschriften van ‘besluit begroting en verantwoording’ minder activeren (effect op de exploitatie loopt op tot circa € 8,5 miljoen over 25 jaar).

i. Bouwrente.
ii. Geen overhead op uren.
iii. Activeringsgrens voor investeringen in het watersysteem of de waterzuivering ophogen tot € 250.000.

e. Door een verdere efficiencyverbetering verwachten we op de organisatie een structurele besparing op de exploitatielasten te realiseren die oploopt tot € 4,5 miljoen netto in 2024.

Schuldenpositie
Al een groot aantal jaren zijn de investeringen hoger dan de afschrijvingen. Hierdoor is sprake van een stijgende financieringsbehoefte en neemt de schuldpositie toe. Met een toenemende schuldpositie nemen ook de kapitaallasten (rente en afschrijvingen) toe, waardoor de flexibiliteit in de begroting afneemt. Om de flexibiliteit te vergroten brengen we de schuldenlast terug door:
• Bijstellen van doelen door te heroverwegen wat we willen bereiken en in welk tempo. Daarmee kunnen we de investeringen beperken.
• Temporiseren herinvesteringen met 10 procent. Door anders met onze assets (bezittingen) om te gaan kunnen we het moment van vervanging uitstellen. Voor de jaren 2020, 2021 en 2022 wordt het totaal aan reguliere investeringen (verzamelkredieten) beperkt tot jaarlijks € 35 miljoen.
• Een aantal uitgaven niet meer als onderdeel van de investering te zien, maar meteen in de exploitatie mee te nemen. Zo wordt de bouwrente met ingang van 2023 niet meer geactiveerd en vervalt de overhead op te activeren uren vanaf 2024.
Door het treffen van deze maatregelen neemt de schuldpositie af met ruim € 4 miljoen. Door de afname van de schuldenpositie wordt de flexibiliteit van de begroting vergroot, doordat het aandeel kapitaallasten relatief kleiner wordt.

Reservepositie (CA46)
Algemene reserves dienen om onvoorziene fluctuaties op korte termijn op te kunnen vangen. In 2018 besloot het algemeen bestuur de minimumnorm voor de reserve van de taak watersysteembeheer vast te stellen op € 3 miljoen. En voor de taak zuiveringsbeheer op € 2 miljoen. Hiermee verwacht het algemeen bestuur voldoende buffer te hebben om te kunnen inspelen op mogelijke incidenten. De bedragen zijn ook afgestemd met de provincie als toezichthouder.
In 2020 wordt het weerstandsvermogen opnieuw bekeken. De uitkomsten hiervan worden aan het algemeen bestuur voorgelegd.

Kostentoedeling
Met ingang van 2019 geldt een nieuwe kostentoedelingsverordening. De nieuwe verordening is van kracht voor de periode 2019-2024. De kosten voor de watersysteemheffing worden berekend op basis van de volgende verdeling:

Categorie

Aandeel

Ingezetenen

28,0%

Gebouwd

47,6%

Ongebouwd

24,0%

Natuur

0,4%